Ik zoek een:

Is dit ook interessant voor u?

Advocaat transportrecht

Advocaat transportrecht

Advocaat transportrecht? In dit artikel leggen het alles uit zodat je weet of het nodig is om een van onze advocaten transportrecht in te schakelen. Hiervoor bespreken we wat transportrecht is, leggen we een gedeelte van het wetboek uit met behulp van artikelen en begrippen en geven we een korte inkijk in de bepalingen rondom aansprakelijkheid in vervoersrecht en transportrecht.

Wat is transportrecht?

Het belangrijkste verdrag in het zeerecht is het Brussels Cognossementsverdrag, ook wel Hague Visby Rules genoemd. Dit mondiaal geldende verdrag werkt niet rechtstreeks uit zichzelf. Daarom heeft de wetgever de Hague Visby rules van toepassing verklaard in artikel 8:371 BW.

Wat is vervoersrecht?

Vervoerrecht is doorgaans dwingend recht. In het wegvervoer is het CMR-verdrag van belang. Ook dit is in de nationale wetgeving overgenomen. Veel nationale wetgevers - waaronder die in Nederland - hebben deze verdragen door laten werken in de nationale wetgeving, om internationale uniformiteit te bereiken. In Nederland wordt daarom ook voor nationaal vervoer gebruik gemaakt van internationale regelgeving.

Wat is een vervoersovereenkomst?

Een vervoersovereenkomst is een resultaatsverplichting, dat wil zeggen: de vervoerder moet de goederen in goede staat en op tijd op de juiste plaats afleveren (8:21 en 8:22 Burgerlijk Wetboek). Als de vervoerder hier niet in slaagt, geldt in principe aansprakelijkheid en is hij mogelijk schadeplichtig.

De vervoersovereenkomst staat in artikel 8:20 BW. Dit artikel beschrijft de vervoerovereenkomst algemeen, maar is daarom ook nauwelijks relevant omdat elk transportmiddel zijn eigen bepaling heeft.

Artikel 8:20 BW werkt daarom als residu: alles wat niet valt onder het regime van een specifiek transportmiddel, valt onder 8:20. Hierbij kan je denken aan een takelwagen die een auto versleept.

Volgens artikel 8:20 Burgerlijk Wetboek is de vervoerovereenkomst een overeenkomst waarbij de ene partij zich verbindt jegens de andere partij zaken te vervoeren. Het verplaatsen van goederen of personen dus. Een vervoersovereenkomst is vaak een drie-partijen-overeenkomst. De drie partijen zijn de afzender, vervoerder en ontvanger.

Zoals hierboven aangehaald, een vervoersovereenkomst is een resultaatsverplichting. Dat wil zeggen: de vervoerder moet de goederen in goede staat en op tijd op de juiste plaats afleveren.

Slaagt de vervoerder hier niet in, dan moet worden gekeken naar aansprakelijkheid. De afzender hoeft in dergelijke gevallen alleen te stellen - en bij betwisting te bewijzen - dat hij de goederen in goede staat aan de vervoerder heeft aangeboden.

De afzender hoeft dus geen oorzaak aan te wijzen die de schade heeft veroorzaakt. De rollen zijn omgedraaid, want de vervoerder moet juist bewijzen dat de oorzaak van de schade hem niet is toe te rekenen.

Aansprakelijkheid vervoersrecht

Elk transportmiddel heeft zijn eigen wetsartikel, maar algemeen bepaalt artikel 8:23 Burgerlijk Wetboek dat de vervoerder niet aansprakelijk is voor schade, voor zover deze is veroorzaakt door een omstandigheid die een zorgvuldig vervoerder niet heeft kunnen vermijden en voor zover zo een vervoerder de gevolgen daarvan niet heeft kunnen verhinderen.

Als de vervoerder dit niet kan bewijzen moet hij schadevergoeding betalen. Typisch in het vervoerrecht is dat de vervoerder slechts beperkt aansprakelijk is. Gevallen waarbij aansprakelijkheid voor schade beperkt zijn, zijn:

  • In geval van materiële schade is schadevergoeding beperkt: alleen waardevermindering wordt vergoed
  • Gelimiteerde aansprakelijkheid: schadevergoeding is beperkt tot een bepaald bedrag  

De limieten met betrekking tot aansprakelijkheid binnen vervoersrecht en transportrecht verschillen per transportmiddel. De limieten bestaan om het risico voor de vervoerder niet te hoog te maken en zorgen er hiermee voor dat vervoer zo betaalbaar mogelijk kan worden gehouden.

Doorbraak limiet aansprakelijkheid

De limiet kan doorbroken worden in geval van ernstige onzorgvuldigheid. Hierdoor hoeft men niet bang te zijn dat vervoerders er een potje van maken.

De wederpartij van de vervoerder is bevoegd om een schadevergoeding te claimen.

Verjaringstermijn vervoersrecht

Het vervoerrecht heeft een korte verjaringstermijn. Over het algemeen 1 of 2 jaar.

Het vervoersrecht en transportrecht is daarnaast opgebouwd uit ontzettend veel hulpovereenkomsten. De meest belangrijke hulpovereenkomsten binnen het transportrecht en vervoersrecht leggen we hieronder uit.

Wat is een expediteur?

Een expediteur is een tussenpersoon in het vervoerrecht, aldus artikel 8:60 BW. Hierbij benadrukken we dat de expediteur geen vervoerder us. De expediteur is de architect van het vervoerproces, de spin in het web. Art. 8:60 BW omschrijft de overeenkomst tot het doen vervoeren van goederen als de overeenkomst waarbij de expediteur zich jegens de afzender of opdrachtgever verbindt tot het sluiten van een vervoerovereenkomst met betrekking tot de verzending van zaken van de opdrachtgever.

De expediteur heeft dus de bevoegdheid om als tussenpersoon vervoerovereenkomsten te sluiten, maar is zelf géén vervoerder.

Hierbij is de expeditie in enge zin het sluiten van een vervoersovereenkomst met de vervoerder en de expeditie in ruime zin de andere werkzaamheden, zoals verpakken, laden, lossen en opslag van goederen.

De expediteur kan zowel in eigen naam als in naam van zijn opdrachtgever handelen. Vaak doet hij dat in eigen naam, als middellijk vertegenwoordiger. Vuistregel hierbij is dat de expediteur wordt geacht voor zichzelf op te treden, mits het tegendeel duidelijk blijkt.

Volgens art. 8:61 Burgerlijk Wetboek mag de expediteur ook zelf vervoeren om aan zijn opdracht te voldoen. Dit heet Selbsteintritt en betekent dat de expediteur zelf mag vervoeren op voorwaarde dat de belangen van de opdrachtgever hier niet mee in strijd zijn (7:416).

Bij schade kan opdrachtgever de expediteur aanspreken maar hij kan zich ook rechtstreeks tot de vervoerder wenden op grond van artikel 8:63 BW.

Wat is een cargadoor?

Een cargadoor is een scheepsbevrachter. De definitie hiervan is niet in de wet geregeld.

Wat is een stuwadoor?

Een stuwadoor is de hulppersoon van cargadoor. De stuwadoor kan verplicht zijn tot laden en lossen. Wanneer bij stuwadoorswerkzaamheden schade ontstaat, zal de lading belanghebbende in eerste instantie de vervoerder aanspreken, de schade is immers ontstaan tijdens de vervoerperiode.

Voor de periode vóór het laden en ná het lossen kan de vervoerder zich vrijtekenen op basis van artikel 8:386 BW, oftewel de before and after clausule. In dergelijke gevallen wordt vaak een actie ingesteld tegen de stuwadoor, op basis van de onrechtmatige daad en vanwege het ontbreken van een contractuele relatie tussen lading belanghebbende en stuwadoor.

Jurisprudentie vervoersrecht

Anders dan ondergeschikten van de vervoerder geniet de stuwadoor geen bescherming door artikel 8:365 BW. De stuwadoor zal bescherming zoeken bij de door hem jegens de vervoerder afgedwongen algemene voorwaarden met daarin exoneraties.

Deze exoneraties kunnen de lading belanghebbende echter niet worden tegengeworpen aldus de jurisprudentie via het arrest Vojvodina/ECT. Er geldt echter wel een uitzondering. Als gedragingen van ladingbelanghebbende het redelijk maken dat de voorwaarden wél gelden.

De Hoge Raad heeft slechts één keer een beroep op de stuwadoorscondities gehonoreerd en wel in het Sungreen-arrest. Hierbij had de opdrachtgever de stuwadoor instructies gegeven hoe een partij buizen gelost moest worden. Daaruit mocht de stuwadoor volgens de Hoge Raad afleiden dat hij ook tegenover deze eigenaar zijn condities kon inroepen.

Een andere mogelijke ontsnapping aan aansprakelijkheid bestaat als de vervoerder in zijn voorwaarden heeft staan dat ook hulppersonen de exoneraties van de vervoerder kunnen inroepen. Dit wordt de Himalaya-clausule genoemd.

Jurisprudentie en beperking aansprakelijkheid

Aansprakelijkheid kan dus worden beperkt. Maar hoe? Daar geeft de jurisprudentie middels onderstaande arresten duidelijkheid over.

Damco Meister

De Duitse onderneming Meister koopt een partij ladders van Seda in Korea. Verkoper Seda moet het vervoer naar Rotterdam regelen. Seda benadert daarom de lokale scheepsagent (Eastern) die opereert voor vervoerder Damco. Er zullen drie ladingen met ladders vervoerd worden, dus Damco geeft 3 cognossementen aan Seda. Met deze cognossementen kan Seda betaling krijgen bij de bank. De bank stuurt de cognossementen vervolgens door naar Meister, die met de cognossementen de lading in Rotterdam in ontvangst kan nemen.

Dan gaat het mis: slechts één lading blijkt (half) verzonden. De andere twee ladingen komen nooit aan. Achteraf blijkt dat dit komt door fraude van scheepsagent Eastern.

Wie is aansprakelijk voor de schade van Meister? Meister kiest ervoor om vervoerder Damco aan te spreken.

De Hoge Raad oordeelt: Damco heeft door Eastern namens haar cognossementen af te laten geven, de aan haar toe te rekenen schijn gewekt dat de goederen daadwerkelijk waren ingeladen op het schip. De fraude door Eastern doet hier niets aan af. Niet alleen was Eastern in het algemeen bevoegd om cognossementen op naam van Damco af te geven, daarnaast past toerekening aan Damco binnen het wettelijk systeem van bescherming van derden te goeder trouw met een cognossement. De Hoge Raad onderstreept daarmee het uitgangspunt: de derde te goeder trouw mag afgaan op de in het waardepapier toegezegde prestatie.

Zürich Lebosch

In dit arrest kwam aan de orde de vraag hoe partijen moeten aangeven dat hun vordering aan toonder of order is gesteld. De koper van een lading melkpoeder (Lebosch) had naast een cognossement ook een verzekeringscertificaat gekregen van de verkoper. De verzekeraar vernietigde echter de verzekeringsovereenkomst met de verkoper en meende daardoor ook niet aan Lebosch te hoeven betalen. Lebosch stelde echter met een toondervordering te maken te hebben. De verzekeraar (Zürich) stelde daar tegenover dat pp. bij het sluiten van de verzekeringsovereenkomst (tussen verzekeraar en verkoper) nooit een vordering aan toonder hadden beoogd.

De Hoge Raad oordeelt: In beginsel zijn partijen vrij om vorderingen aan toonder te stellen. In casu goldt bescherming van de koper als derde te goeder trouw. De koper mag afgaan op de schijn van toondervordering die het papier uitstraalt. Hem kunnen niet de verborgen bedoelingen van partijen worden tegengeworpen.

De verzekeraar mocht het persoonlijke verweermiddel ‘ontbinding’ dus niet tegenwerpen aan derde te goeder trouw Lebosch.

Oelschlager Erven Davids

Debiteuren van een wissel wilden tegenwerpen dat in het handelsregister stond dat zij als directrices van een NV niet bevoegd waren geweest om zonder toestemming van hun commissarissen wissels te tekenen.

De Hoge Raad oordeelde dat dit verweermiddel niet aan de derde te goeder trouw mocht worden tegengeworpen. Opvolgende verkrijgers van een wissel mogen afgaan op de schijn die het papier opwekt.

BulkOil OilMac

Mac Oil had aan Bulk Oil 250.000 ton olie verkocht, te leveren in 11 termijnen met tussenpozen van 20 dagen in het jaar 1975. Bulk Oil regelde tot tweemaal toe een schip, terwijl Mac Oil de levering annuleerde. Voor Bulk Oil was de maat vol en die ontbond de koopovereenkomst. Mac Oil ging hier niet mee akkoord en verklaarde te willen leveren.

Gezien de voorwaarden (11 termijnen, 20 dagen ertussen, binnen één jaar) van de koop was dat niet meer mogelijk.

Bulk Oil hield de koopovereenkomst daarom voor ontbonden. Mac Oil maakte echter doodleuk gebruik van het door Bulk Oil geregelde documentair krediet bij de bank. Bulk Oil eiste daarop een verbod jegens Mac Oil om de documenten aan te bieden aan de bank in ruil voor betaling. Volgens Mac Oil was ontbinding onterecht gezien de algemene voorwaarden en bovendien waren pp. arbitrage voor Pakistaans recht overeengekomen.

De wanprestatie stond dus nog niet vast. Daarover moesten Pakistaanse arbiters zich eerst uitlaten. Hof en Hoge Raad oordeelden: een onherroepelijk krediet schept een zelfstandige verbintenis tussen bank en verkoper, waardoor bank verplicht is uit te betalen tegen overlegging van documenten. Als bank niet hoefde te betalen in casu door een door de koper beweerde maar niet vaststaande wanprestatie, zou dit de zekerheid die het documentair krediet geeft, ondergraven. Eerst moesten de Pakistaanse arbiters zich dus uitspreken over een al dan niet bestaande wanprestatie.

Gesnoteg Mees Pierson

Interflow zou een bedrijf overnemen van Gesnoteg. Interflow regelde een bankgarantie bij de Piersonbank. Pierson verbond zich uit te betalen na een schriftelijk verzoek van Gesnoteg, aangeboden via een deurwaarder. De vervaldatum was 31 december ’92 of uiterlijk 30 dagen na een rechtszaak. Interflow betaalt niet, er volgt een rechtszaak en Gesnoteg krijgt gelijk.

Het is inmiddels ’93, dus Gesnoteg heeft 30 dagen om het vonnis aan de bank te tonen. Gesnoteg doet dit ook de volgende dag al, door het beroep op de bankgarantie met verwijzing naar het vonnis per post naar de Piersonbank te verzenden. Dus niet via de deurwaarder.

Als Gesnoteg de fout doorheeft en alsnog via een deurwaardersexploit de bank benadert, is de termijn verlopen en weigert de bank uit te betalen.

Mocht de bank zo streng vasthouden aan de bepalingen in de bankgarantie? De papieren waren immers op tijd bezorgd.

Hoge Raad oordeelt: Er mag inderdaad vastgehouden worden aan de letter van het contract, vanwege het beginsel van de strikte conformiteit. Maar de bank heeft echter wel een waarschuwingsplicht als niet aan de voorwaarden voldaan wordt, de bank mag dus niet stilletjes afwachten en hopen dat de termijn verloopt. De bank mag niet treuzelen met de waarschuwing, die moet zo snel mogelijk plaatsvinden.

Welke sanctie staat er op het niet voldoen aan de waarschuwingsplicht?

1) alsnog betalen, of

2) als bank fout niet kan worden toegerekend op basis van R&B kan bank eventueel alleen de geleden schade hoeven vergoeden.

Anthea Yachting

A en C komen overeen dat C een schip zal bouwen voor A. C stelt een bankgarantie op voor het geval hij wanprestatie zou plegen. Dit doet hij vervolgens. Volgens de voorwaarden van de bankgarantie moet de wanprestatie worden vastgesteld door een onderzoeksbureau. Het daartoe door partijen contractueel aangewezen bureau weigert omdat beide partijen cliënt zijn.

A stelt vervolgens voor een ander bureau aan te wijzen, hetgeen C weigert. A laat een ander bureau toch onderzoek doen dat de wanprestatie vaststelt. C weigert te betalen wegens een schending van strikte conformiteit: dit was immers een ander onderzoeksbureau dan overeengekomen.

Hoge Raad oordeelt: Redelijkheid en billijkheid kan beginsel van strikte conformiteit aan de kant zetten.

OegemaAmev

Nederlandse wegvervoerder vervoerde vlees naar Italië. Hij belt naar de bestemmingsplaats dat hij later dan verwacht zal arriveren, maar treft bij aankomst toch een gesloten poort. Hij parkeert de truck voor het hek en gaat erin slapen.


’s Nachts wordt de lading uit de truck gestolen door gewapende boeven. Vervoerder deed een beroep op overmacht uit art. 17 lid 2 CMR. De Hoge Raad ging hier niet mee akkoord. Een vervoerder kan slechts dan een beroep doen op overmacht wanneer hij aantoont dat hij alle in de gegeven omstandigheden die redelijkerwijs van een zorgvuldig vervoerder te verwachten maatregelen heeft genomen om het verlies te voorkomen. De bewijslast hiervoor ligt bij de vervoerder.

Advocatenkantoor transportrecht

Als je een advocatenkantoor transportrecht nodig hebt, vind je die bij LegalSpot. Wij hebben alle advocatenkantoren transportrecht in een overzicht staan zodat je aan de hand van bovenstaande uitleg eenvoudig kunt bepalen of het zinvol is om een advocaat transportrecht of vervoersrecht in te schakelen.

En uiteraard vind je eenvoudig onze advocatenkantoren transportrecht of advocaten vervoersrecht in de volgende steden:

Advocaat transportrecht Amsterdam

Advocaat transportrecht Rotterdam

 

Lees verder...