Op 15 juni 2020 zegt werkneemster,gemotiveerd, op grond van dringende redenen ex. art. 7:677 lid 1 BW de arbeidsovereenkomst op. De opzegging wordt door de werkgever aanvaard onder blote betwisting van de dringende redenen. op 20 juli 2020 vordert de werkgever een vergoeding wegens onregelmatige opzegging ex artikel 7:672 lid 10 BW. De eindafrekening wordt door werkgever volledig verrekend met deze (vermeende) vordering. Op 4 augustus 2020 wordt door werkneemster de vordering van de werkgever wegens onregelmatige opzegging betwist en werkgever gesommeerd om de eindafrekening volledig te voldoen.
Op 4 september 2020 gaat werkgever failliet. Ten behoeve van de loongarantieregeling doet de curator opgave van de loonvordering van de werkneemster bij het UWV onder vermelding van de vordering wegens onregelmatige opzegging. In haar besluit van 14 oktober 2020 wordt door het UWV op grond van artikel 7:632 BW de hoogte van de uitkering bepaald op die van het minimumloon (naar rato) en op grond van artikel 64 Werkloosheidswet betaalbaar gesteld. Over het meerdere stelt het UWV dat het niet aan haar is om hierin een beslissing te nemen omdat deze aanspraak aan twijfel onderhevig is. Door de curator wordt na verzoek van werkneemster de wettelijke verhoging over het door het UWV betaalbaar gestelde loon als preferente vordering geplaatst.
Het standpunt van de curator:
Het is niet aan de curator maar aan het UWV om beslissing te nemen. Werkneemster dient derhalve in bezwaar te gaan bij het UWV. Indien werkneemster de curator zal dagvaarden, dan zal door de curator aan de rechtbank verzoeken om een verklaring van recht, dat op goede gronden een beroep op verrekening is gedaan.
Het standpunt van werkneemster:
Op grond van vaste jurisprudentie (ECLI:NL:CRVB:2006:AX3059) is werkneemster genoodzaakt om, indien niet tot een minnelijke oplossing kan worden gekomen, de curator in rechte betrekken teneinde de twijfels rond haar primaire loonvordering te weerleggen en deze middels een beroep op de loongarantieregeling volledig door het UWV vergoed te krijgen. Er is sprake van een regelmatige opzegging nu de dringende redenen voor opzegging niet meer door de curator kunnen worden betwist als gevolg van de vervaltermijn ex. artikel 7:686a lid 4 onder a BW. Ook een eventueel verzoek om een verklaring voor recht dat op goede gronden is verrekend, zal de curator om diezelfde reden niet kunnen baten. Daarbij komt dat werkneemster middels een beroep op een weigeringsgrond ex. art. 6:132 BW door de vordering te betwisten aan de verrekeningsverklaring haar werking heeft ontnomen. Derhalve is er sprake van een reguliere loonvordering die door de curator aan het UWV dient te worden bevestigd.
Geschreven door Nickj op
23 August 2021 om 20:35.